Squash wordt gespeeld door 2 spelers in een ruimte die omgeven is door 4 muren. De spelers slaan de bal om de beurt tegen de voormuur. Wanneer de bal van de voormuur terugkomt mag de bal niet meer dan één keer op de grond botsen voordat de andere de bal slaat. De speler mag de bal echter ook volleren (d.w.z. slaan zonder de bal te laten botsen).
Omdat squash in een betrekkelijk kleine ruimte (6.40m x 9.75m) wordt gespeeld en de spelers vaak dicht naast elkaar staan, is het van groot belang het racket op de juiste wijze te hanteren. Door de arm bij de zwaai gebogen te houden vermijdt de speler de kans op een gevaarlijke achterzwaai of uitzwaai die bovendien verboden is. Schematisch weergegeven kan men zeggen dat het racket bij de zwaai een verticale halve cirkel beschrijft. Men begint hoog en eindigt hoog. Een speler dient er rekening mee te houden dat de tegenstander steeds de bal moet kunnen slaan en dient hem hiertoe alle ruimte te geven. Indien de speler uit vrees om zijn tegenstander te raken de bal niet slaat, speelt men een let (d.w.z. de rally wordt opnieuw gespeeld). Zou de speler de bal wel slaan, missen en dan pas een let vragen, dan wordt in dit geval geen let gespeeld en gaat de service naar de tegenpartij.